Onderwerp jezelf aan de discipline om iedere dag bijvoorbeeld dertig minuten te schrijven.' Dat was de opdracht die Kristien Hemmerechts haar studenten gaf, maar in werkelijkheid gaf ze die opdracht aan zichzelf. Van 5 februari 2001 tot 15 februari 2002 hield ze nauwgezet een dagboek bij om zo veel mogelijk 'de waarheid te zeggen'. In dat jaar bracht ze veel tijd aan haar werktafel door, maar gaf ze ook lezingen in Nederland, België, Italië, Hongarije en Duitsland. Ze ontmoette lezers en schrijvers, fietste samen met haar vriend op de tandem door Madagaskar, volgde met verbijstering de terroristische aanslag in New York en de bombardementen op Afghanistan; ze kookte maaltijden, ging uit met vrienden, gaf les, ergerde zich, wond zich op en genoot. Dikwijls werd het dagboek een geheugenboek wanneer een beeld, een gebeurtenis of een uitspraak haar terug naar het verleden sleurden. Een onschuldig kaartje van een behulpzame lezeres confronteerde haar echter met de onbetrouwbaarheid van haar geheugen. Een cruciale herinnering aan haar kindertijd, die ze in menig interview enthousiast had verteld, bleek niet met de waarheid te stroken. De waarheid, moest zij vaststellen, laat zich niet zo makkelijk zeggen.